Jan (Sjeng) Keijdener (1918-2003)
In 1939 werden de Nederlandse militairen gemobiliseerd om strategische punten te verdedigen tegen de dreigende Oosterburen. Zo ook de eenheid waar dienstplicht militair Jan (Sjeng) Keijdener deel van uit maakte.Eerst werden ze in juni 1939 gelegerd in Gemert en later vanaf september van dat zelfde jaar bij de brug over het Julianakanaal bij Meerssenhove (Bunde).
Het dorpjeItteren, dat tussenhet kanaal en de Maas geklemd ligt, was op loopafstand van de stellingen die door de militairen werden betrokken.De jonge ongehuwde vrouwen wandelden in hun vrije weekend vanuit hun dorpnaar het kanaal. Uiteraard ook om eens een ‘blik te werpen’ op die jonge militairen met hun mooie uniformen.
Louise Horssels, geboren en getogen in Itteren, kwam langs het Julianakanaal in gesprek met de Valkenburger Jan Keijdener. De vonk sloeg in ieder geval tussen beide jongelingen over en dat resulteerde in eerste instantie in een intensievebriefwisseling (zie verder op deze pagina’Snippers uit de liefdesbrieven’).
Snippers uit de liefdesbrieven van Jan aan Louise:
Hij schreef vaak dat Louise zich niet ongerust moest maken en vooral niet moest huilen, want alles kwam wel goed. Hij had ook lang het gevoel dat er in Nederland niet zoveel zou gebeuren. Op zeker moment meldde hij dat de verloven werden ingetrokken en dat hij daardoor minimaal een maand lang zijn geliefde niet zou kunnen zien. Begin 1940 is hij van mening dat de Engelse en de Franse troepen de Duitserszullen straffen voorhun laffe invalen de bezettingvan Polen. Verderhoopt hij dat ze Duitsland maar van de ‘kaart moeten vegen’, want het was toch wel de schuld van Hitler dat zij daar nu langs het Julianakanaal zaten.
Hij kreeg in die periode pakketjes gestuurd van zijn toekomstige schoonvader, Gerard Horssels. Jan was van mening dat ze hem niet zo moesten verwennen, want dat was hij van thuis uit niet gewend. Hij vond dat Gerard Horssels maar eens een invitaitebezoek moest brengen aan zijn ouders en overige familieleden. Enzijn ‘verloofde’ zou dan wel mee moeten gaan. Hij dacht namelijk dat zij niet alleen die reis durfde te maken, omdat ze haar schoonouders pas één keer had ontmoet. Blijkbaar bracht de vader van Louise in die tijd ook fruit naar de familie op de Nieuweweg in Valkenburg. En omgekeerd werden ook weer spullen vanuit Valkenburg naar Itteren gebracht.
De laatste brief dateerd van 12 mei 1940, maar het is niet duidelijk vanwaar hij deze heeft geschreven.
Het koppel trouwt in april 1942 en stichten in Itteren een gezinnetje. Jan werkt tijdens de oorlogsjaren in de steenkolenmijnen Maurits en de Oranje Nassau.
Bron: zoon Harry Keijdener uit Itteren.
Tussen alle oorlogsperikelen door was er uiteraard ook wel tijd voor afwisseling en vertier. In het nabij gelegen dorpje Bunde werd wielrenner Jan Lambrichs gehuldigd voor zijn goede prestatie in de Tour de France. De militairen kregen toestemming om tijdens hun verlof deel te nemen aan de feestelijkheden. En uiteraard om ook zich samen met de ‘wielerheld’ op de ‘gevoelige plaat’ te laten vereeuwigen.
Jan Lambrichs (1915-1990) reed in 1939 voor de Franse wielerploeg ‘Helyett’ en werd geselecteerd voor de Tour de France. Met een achtste plek in het eindklassement was hij de eerste Nederlander die in de toptien eindigde. Een ware prestatie!
Inval van de Duitsers in de nacht van 10 mei 1940
In mei 1940 lagen de militairen van het derde echtelon achter het Julianakanaal en in Maastricht. Zij hadden als taak zo lang mogelijk stand te houden. Met de Maas in hun rug was voor hen een terugtocht praktisch uitgesloten. De strook tussen de rivier en het kanaal is immers zo smal, dat een eenmaal doorgebroken tegenstander een ontsnapping naar België met behulp van boten, vrijwel onmiddellijk zou kunnen verhinderen.
De opdracht tot het uiterste weerstand te bieden, is op nagenoeg alle plaatsen nauwgezet uitgevoerd, waardoor het in vele sectoren tot hevige gevechten is gekomen. Achter deze waterweg lagen iets meer dan drie compagnieën, ondersteund door negentien zware miltrailleurs, twee antitankkanonnen en twee stukken verouderd infanteriegeschut. Langs de westelijke oever waren in totaal dertig kleine betonkazematten gebouwd, waarin zeventien van de genoemde mitrailleurs een plaats kregen. In de buurt van elke kazemat waren enkele uit hout en aarde gemaakte veldversterkingen.
De sectie die de brug over het kanaal bij Meerssenhove (Bunde) beveiligde, ston onder het bevel van sergeant-majoor P.M.J. Dresen. Het rapport van deze commandant vermeldt, dat vóór de aanvang van het gevecht een Duits vliegtuig met mitrailleurvuur werd neergehaald. Omstreeks 3.50 uur werd een zestigtal motorrijders gezien, dat langs de oostelijke oever van het kanaal in de richting van Borgharen reed. Men dacht dat het eigen troepen waren en vuurde niet. Naar later bleken dit in Nederlands uniform gestoken Duitse militairen te zijn geweest. Het was 6.00 uur toen een Duitse patrouille voor de brug bij Meerssenhove verscheen. De vijand werd met vuur tot de terugtocht gedwongen. Vertraagd door de elders geboden tegenstand, verscheen de Duitse voorhoede pas om 8.30 uur aan het kanaal. Het lont dat de bruglading moest ontsteken, brandde langer dan men verwachtte en dat koste bijna het leven van een soldaat.
Relaas van dpl. L.H.J. Roobroeks:
‘We hebben de mitrailleur uit de kazemat gehaald en boven op de dijk van de brug geplaatst. Plotseling kwam er een groen voertuig aan. Wij vuurden en uit de auto sprongen vijf mannen. Vier zijn er neergeschoten, de vijfde is gevlucht. We hebben daarna voortdurend geschoten. Er kwamen steeds meer Duitsers met motoren, auto’s en pantserwagens. Soldaat Hoppen is op handen en voeten naar de brug gekropen om deze in de lucht te laten vliegen. De brug sprong niet onmiddellijk. Hij is daarom voor de tweede maal heen gegaan. De pantserwagens, die aan de overkant van het kanaal stonden, vuurden op hem. Toen sprong de brug. Hoppen bevond zich er vlak vóór en sloeg door de luchtdruk achterover.’
De Duitsers beschoten daarna de stelling met behulp van twee pantserwagens, mortieren en mitrailleurs. Aanvankelijk leden ze nog verliezen, terwijl van de verdedigers één man zwaar- en een ander lichtgewond raakte. De vijand had al spoedig een groot overwicht. De strijd werd tot 9.30 uur volgehouden, waarna sergeant-majoor Dresen opdracht gaf, achter de Maas te gaan. Die terugtocht lukte, waarbij de meesten van het veer bij Itteren gebruik maakten. Het gros van de sectie werd geïnterneerd en samen met de Belgen krijgsgevangen gemaakt. Het laatste groepje dat van het kanaal terugtrok kwam aanvankelijk niet in Itteren, maar in de Kasteellaan van Borgharen terecht. Daar liet men de burgemeester waarschuwen, met het verzoek hen over de Maas te helpen. Voor deze hen kon bereiken werden de militairen verrast door een kleine, plotseling verschijnende Duitse verkenningsgroep. Er ontstond een kort maar hevig gevecht, waarbij de vijand onder achterlating van zijn transportmiddel het hazenpad koos.
Het 13e Grensbataljon, onder commando van majoor D.M. Nierstraz, bestond uit vier tirailleurcompagnieën, te weten de 1ste en 2e Compagnie van dit bataljon en de 2e en 5e Reserve Grenscompagnie. Het bataljon was versterkt met 3 stukken pantserafweergeschut van 4,7 cm, 4 geweren tegen pantser en 6 zware mitrailleurs. Het bataljon verdedigde de zuidgrens van de provincie, de stad Maastricht en het Julianakanaal tussen de hoofdstad en Bunde. De 35ste Divisie van het Duitse leger plaatste de aanval op de bruggen over het kanaal tussen Geulle en Meerssenhove (Bunde).
Bron: ‘Oorlog in Zuidlimburg 10 mei 1940’van E.H. Brongers